Waar moeten we op letten bij de argumenten van het Hooggerechtshof over de milieuregulering van het oliespoorwegplan in Utah?

Jan De Vries

WASHINGTON – Een voorgestelde uitbreiding van de westelijke spoorlijn, gericht op het stimuleren van de productie van ruwe olie in Utah, wordt dinsdag voor het Hooggerechtshof gebracht in een zaak die een grotere impact zou kunnen hebben op de federale milieuregelgeving. Hier is een blik op de zaak, die een weigering door één rechter omvat en argumenten over hoe ver de regering moet gaan in het overwegen van mogelijke schade aan het milieu tegen de achtergrond van de klimaatverandering.

Welke rechter zal de zaak niet behandelen?

Aanbevolen video’s



Slechts acht van de negen rechters zullen de argumenten horen. Rechter Neil Gorsuch heeft zich vorige week teruggetrokken, daarbij verwijzend naar de nieuwe ethische code van de rechtbank. Hij gaf geen verdere uitleg, maar hij kreeg te maken met oproepen om een ​​stap opzij te zetten vanwege eerdere banden met een miljardair uit Colorado die zou kunnen profiteren van de toegenomen olieproductie in de regio.

Philip Anschutz is geen partij in de zaak, maar hij bezit oliebronnen in het gebied en zijn bedrijf heeft een vriend-van-de-rechtbankbrief ingediend waarin hij betoogt dat een bredere interpretatie van de milieuwetgeving die centraal staat in de zaak de ontwikkeling belemmert.

Gorsuch vertegenwoordigde Anschutz voordat hij rechter werd, en onthield zich van zaken waarbij hij betrokken was toen hij zitting nam in het 10e Circuit Court of Appeals, volgens de groep Accountable.us, die voor het eerst de aandacht vestigde op de banden tussen de twee mannen. Een tiental Democratische wetgevers drongen er vorige maand in een brief bij hem op aan om de zaak terzijde te schuiven.

Wat is de kern van de zaak?

De zaak concentreert zich op de Uinta Basin Railway, een voorgestelde uitbreiding van 142 kilometer door heuvels van zandsteen en alsem. Het miljardenproject zou olie- en gasproducenten verbinden met het bredere spoorwegnet, waardoor ze toegang zouden krijgen tot grotere markten en de productie mogelijk zou kunnen verviervoudigen.

Het project kreeg goedkeuring van toezichthouders van de Surface Transportation Board op grond van de National Environmental Policy Act. Maar milieugroeperingen en een provincie in Colorado zeiden in een rechtszaak dat toezichthouders bredere potentiële gevolgen voor het milieu hadden moeten overwegen, zoals een verhoogd risico op natuurbranden en een mogelijke treinontsporing die olie in de bovenloop van de Colorado-rivier zou kunnen dumpen.

Een federaal hof van beroep in Washington, DC was het daar vorig jaar mee eens en vernietigde de goedkeuring. Voorstanders van het project gingen in beroep bij het Hooggerechtshof, met het argument dat de toezichthouders alleen rekening zouden moeten houden met meer directe gevolgen en dat het project weer op de rails zou moeten komen.

Waarom is het belangrijk?

De zaak draait om de manier waarop federale agentschappen potentiële schade aan het milieu in overweging nemen wanneer ze beslissen of ze ontwikkelingsprojecten goedkeuren.

Ontwikkelaars zeggen dat dit proces jaren van vertraging kan veroorzaken, maar milieugroeperingen zeggen dat het een belangrijke bescherming is voor de lucht- en waterkwaliteit.

De regering-Biden zit ergens in het midden. Ze verdedigen het besluit van de toezichthouders om het Utah-project goed te keuren, maar zeggen dat de spoorwegaanhangers te ver zouden gaan in het beperken van de reikwijdte van de milieuwetgeving.

De rechtbank met een conservatieve meerderheid heeft andere stappen ondernomen om de macht van de federale toezichthouders in te perken, waaronder het schrappen van een decennia oud besluit, bekend als Chevron, dat het voor de federale overheid gemakkelijker maakte om een ​​breed scala aan regels vast te stellen.